De eerste fase van de ruiteropleiding (brons) begint bij de eerste paardrijles en eindigt op F12-niveau voor dressuur, S80 voor het springen, V012 voor voltige en W12 voor western. Tijdens de opleiding maken ruiters kennis met de verschillende onderdelen van de paardensport en ontdekken ze welke het beste bij hen passen.

 

De basisopleiding brons bestaat uit paardrijlessen op een FNRS-ruitersportcentrum, aangevuld met informatie uit het boek 'Leer paardrijden met plezier'. In dit boek staat alles wat ruiters moeten weten over paarden, zoals over verzorging van paarden, omgang met paarden en de basisbeginselen van paardrijden.

 

Bij het boek zit ook een proevenboekje. Deze proeven zijn de basis van de ruiteropleiding en bestaan uit:

 

Beoordeling
Bij de beoordeling wordt er alleen naar de ruiter gekeken en dus niet naar de combinatie van ruiter en paard. Zodra de bronzen fase is afgerond, hebben ruiters een basiskennis van paarden, zijn ze goed op weg naar het ontwikkelen van een onafhankelijke zit en kunnen ze gedoseerd effectieve hulpen geven. 

 

Motivatie voor ruiters
Om ruiters voor hun inspanning en ontwikkeling te blijven belonen zijn er binnen de verschillende fases diploma’s en/of sterren te verdienen. De sterren zijn speldjes met een nummer die ruiters op hun rijjasje of clubtrui kunnen spelden.

 

Voor de bronzen fase komt de ruiter in aanmerking voor een diploma en/of een ster als hij/zij een promotiepunt en een voldoende heeft in de theorietoets op de niveaus F4 en F8 voor dressuur, S30 en S60 voor het springen

 

 De behaalde resultaten worden bij gehouden in een persoonlijk bronzen Ruiterpaspoort. Zodra alle onderdelen van de eerste fase goed zijn doorlopen, heeft de ruiter een bronzen speld verdiend.

 

Na het afronden van de eerste (bronzen) fase, kunnen ruiters door naar de tweede (zilveren) fase. In deze fase wordt de correcte inwerking van de ruiter op het paard steeds belangrijker.